Staal is een legering gemaakt van ijzer, koolstof en andere elementen. Staal is goedkoop te produceren en heeft een hoge treksterkte. Staal kent vele toepassingen, waaronder scheepsbouw, constructie en auto's.
Staal is een mengsel van meestal ijzer en koolstof, met verschillende hoeveelheden andere elementen erin. Na aluminium is ijzer het tweede meest voorkomende metaal in de aardkorst. Zuiver ijzer kan vrij zacht en gemakkelijk gebogen zijn. In zuiver ijzer glijden de atomen gemakkelijk over elkaar heen. De koolstof werkt als een hardingsmiddel en het stopt de ijzeratomen zo gemakkelijk te bewegen. Staal kan tot 2,1% koolstof bevatten. Als er meer koolstof wordt toegevoegd, staat de stof bekend als gietijzer.
Staal is in de geschiedenis uitgebreid gebruikt. De vroegst bekende staalproductie kwam uit Anatolië (het hedendaagse Turkije) in 1800 v.Chr. Staal werd gebruikt voor het maken van wapens, zoals zwaarden en speren, maar ook gereedschappen. Eeuwen later bracht het proces van Bessemer een nieuw tijdperk van staalproductie met zich mee. Het Bessemer-proces werd in 1856 gepatenteerd door de uitvinder van het proces, Henry Bessemer. Dit industriële proces maakte de massaproductie van staal uit gesmolten ruwijzer mogelijk en verminderde de kosten van de staalproductie aanzienlijk.
Om roestvrij staal te maken, wordt chroom toegevoegd aan staal. Aan het oppervlak vormt zich een hard oxide dat corrosie tegenhoudt. Roestvast staal kent vele toepassingen, waaronder chemicaliëntankers, kookgerei en chirurgische instrumenten, omdat het kan worden gestoomd en gesteriliseerd met een verminderd risico op corrosie.
Staal heeft een breed scala aan toepassingen en wordt vaak gebruikt bij het maken van gebouwen, schepen, auto's, machines, wapens, gereedschappen en huishoudelijke apparaten. Grote gebouwen en structuren, zoals stadions en luchthavens, zijn vaak gebouwd met een stalen skelet. Staal is een van 's werelds meest gerecycleerde materialen, met een globale snelheid van 60%.