Een veer is een mechanisch apparaat dat energie opslaat. Er zijn veel verschillende ontwerpen van veren, maar de meest herkende vorm is de spiraalveer.
Een veer is een apparaat dat wordt gebruikt om energie op te slaan. Het meest herkenbare ontwerp is de spiraalveer. Veren kunnen worden gemaakt van een breed scala aan stoffen, maar ze zijn meestal gemaakt van metalen. Variërend van het type en de hoeveelheid materiaal kan een aantal van de eigenschappen van de veer veranderen.
Wanneer een veer wordt samengedrukt of wordt uitgestrekt vanuit de ruststand, oefent deze kracht uit. Bij een conventionele veer is de uitgeoefende kracht evenredig met de lengteverandering. Dit betekent dat als u het twee keer zo ver uitrekt, de kracht ook tweemaal zal toenemen. Als veren te veel worden uitgestrekt, stopt de vervorming en proportionaliteit tussen extensie en compressie. Dit gebeurt wanneer een veer zijn elastische limiet bereikt. De relatie tussen afstand en kracht werd wiskundig beschreven door de Britse wetenschapper Robert Hooke.
Het is heel moeilijk om te weten wie de uitvinder was van niet-opgerolde bronnen, zoals ze al duizenden jaren worden gebruikt. Een pijl en boog is een voorbeeld van iets dat deze veertechnologie gebruikt. Wanneer de snaar van de boog wordt getrokken, wordt de energie opgeslagen in de boog en wordt deze vrijgegeven wanneer de snaar wordt losgelaten. Niet-opgerolde bronnen werden door de Egyptenaren ook gebruikt als ophanging voor hun strijdwagens. Spiraalveren werden in 1763 door R. Tradwell uitgevonden. Spiraalveren boden een voordeel voor niet-spiraalveren, omdat ze niet hoeven te worden opgespannen of gesmeerd. Een ander type veer, bekend als een torsieveer, produceert een tegengestelde kracht wanneer deze wordt gedraaid.
Veren worden nu in een groot aantal verschillende toepassingen gebruikt. Veren worden nog steeds gebruikt voor ophanging in voertuigen en worden ook gebruikt voor matrassen en lichtschakelaars.