Batterij: Geschiedenis en Betekenis van de Uitvinding

Een batterij bestaat uit een of meer cellen die chemische energie opslaan en omzetten in elektrische energie. Batterijen produceren een elektrische stroom met behulp van elektrochemische reacties.

Een elektrische batterij bestaat uit een of meer elektrochemische cellen die met elkaar zijn verbonden om elektriciteit te leveren. Het positieve uiteinde van de batterij staat bekend als de kathode en het negatieve uiteinde staat bekend als de anode. Het woord "batterij" werd voor het eerst gebruikt om dit fenomeen te beschrijven door de Amerikaanse uitvinder Benjamin Franklin bij het beschrijven van het koppelen van verschillende condensatoren.

De uitvinding van de batterij is grotendeels toegeschreven aan de Italiaanse uitvinder en wetenschapper Alessandro Volta. In 1791 merkte Volta's collega Luigi Galvani op dat kikkerpoten bewegen wanneer ze worden aangeraakt met draden gemaakt van verschillende soorten metaal. Galani heeft zijn ontdekking met Volta gedeeld. Volta geloofde dat het was veroorzaakt door de twee soorten metaal die iets nat aanraken. Hij gebruikte dit idee om de voltaïsche stapel te maken. De stapel was gemaakt van verschillende metalen schijven met drijfnatte vodden ertussen.

Eerdere versies van batterijen stonden bekend als Leidse potten. Dit waren vroege vormen van condensatoren en konden lading opslaan. In tegenstelling tot de voltaïsche stapel, die een paar uur een constante stroom kon leveren, ontlaadde de Leidse pot snel. Ze brachten een revolutie teweeg in de manier waarop wetenschappers konden experimenteren met elektriciteit. Humphry Davy was een vroege toepasser van de technologie en gebruikte het om verbindingen in elementen te ontbinden via een proces dat bekend staat als elektrolyse.

Door de jaren heen werden batterijen kleiner en krachtiger. Het eerste horloge met batterijvoeding werd geproduceerd in 1957. Batterijen maakten ook de uitvinding van de mobiele telefoon mogelijk, omdat batterijen een draagbare voeding zijn. Begin jaren 2000 begonnen bedrijven, zoals Tesla, te experimenteren met het maken van grote batterijen die kunnen worden gebruikt voor het aandrijven van voertuigen of zelfs hele huizen.

Primaire batterijen zijn wegwerpbatterijen voor eenmalig gebruik. Deze batterijen zijn gemaakt van materialen die tijdens het ontladen onomkeerbaar veranderen, wat betekent dat ze niet kunnen worden opgeladen. Alkalinebatterijen die worden gebruikt in zaklantaarns en afstandsbedieningen zijn primaire batterijen. Secundaire batterijen zijn oplaadbaar. Dit betekent dat ze meerdere keren kunnen worden ontladen en opgeladen. Voorbeelden van secundaire batterijen zijn lithium-ionbatterijen die worden gebruikt in laptops of smartphones.

Batterijen hebben een revolutie teweeggebracht in de manier waarop we de wereld rondgaan. Mensen hoeven niet langer te worden vastgemaakt aan een stopcontact om apparaten te gebruiken. Muzieksystemen, computers, telefoons en andere elektronica kunnen nu overal mee naar toe worden genomen, zonder dat u ze consistent hoeft aan te sluiten.