Het avonturengenre wordt bepaald door een sterk element van gevaar in het verhaal. Avontuurverhalen zijn snel en vol actie.
Avontuurboeken bevatten snelle en actiepakketplots en een held die in korte tijd een onverwachte zoektocht of reis moet voltooien. Vaak is de hoofdpersoon belast met het redden van een andere persoon of het bestrijden van iets slechts en eng, en het toeval speelt een grote rol in wat er in het verhaal gebeurt. Avontuurlijke verhalen vinden meestal ergens intrigerend plaats met spannende instellingen die de lezer aantrekken. De reis van de held heeft een opwindende climax, opoffering, gevaarlijke scenario's en een protagonist en antagonist. Soms hebben avonturenverhalen realistische personages, instellingen en plots, en soms kunnen ze meer een fantasie-avontuur zijn.
Het woord avontuur komt van het Oud-Franse avontuur , wat "lot", "lot" of "toevallige gebeurtenis" betekent. Deze spannende verhalen zijn populair sinds het begin van het fictiegenre. In de 19e eeuw werden avonturenverhalen die speciaal voor kinderen waren geschreven populairder. Sommige van deze verhalen omvatten Treasure Island door Robert Louis Stevenson, The Swiss Family Robinson , door Johann David Wyss, en The Children of the New Forest door Frederick Marryat.
Avontuurlijke verhalen hebben de interesse van zelfs de meest kieskeurige lezers. Het gevoel van urgentie spreekt jonge mensen aan, vooral in de bovenbouw van het basis- en middelbaar onderwijs. Docenten kunnen avonturenverhalen gebruiken als voorgelezen klas, als zelfstandige leesboeken of als romanstudie. Studenten zullen zeker dol zijn op de spanning van het lezen en het bespreken van dit genre met hun klasgenoten.