Chromosomen condenseren en spindelvezels beginnen zich te vormen.
De nucleaire enveloppe begint af te brokkelen en de chromosomen eindigen met condenseren. De spilvezels beginnen zich te hechten aan de chromosomen.
Alle spilvezels zijn bevestigd aan de chromosomen. De chromosomen staan opgesteld langs het midden van de cel, op een punt dat bekend staat als de metafaseplaat.
De cel strekt zich uit naarmate de zusterchromatiden door de spilvezels uit elkaar worden getrokken.
Er vormen zich twee nieuwe kernen en de spilvezels breken af.
De cellen knijpen in het midden en splitsen om twee nieuwe afzonderlijke cellen te vormen.