De verteller is in strijd met zijn trots en zijn geweten over of hij of zij de olifant moet schieten of niet. De "must" van de olifant is voorbij en hij is nu rustig; Het zou relatief gemakkelijk zijn om hem in de gaten te houden tot de mahout terugkeert. De menigte achter de verteller die hem wacht om zijn spier als politieagent te laten zien, maakt hem bang dat ze op hem lachen als hij gewoon weggaat of dat hij door de olifant wordt vermoord.
Een olifant in "must" (spelt musth), is in een toestand van verhoogde agressie bij jonge mannelijke olifanten. Olifanten in musten zijn bekend om andere olifanten, andere dieren en mensen die hun weg in de weg raken, aan te vallen. De olifant in het verhaal heeft al een hut geslagen, een koe gedood, over een vuilnisbak geslagen en de voorraad van fruitstalletjes gegeten. Wanneer hij de Dravidiaanse coolie doodt, heeft zijn agressie zijn piek bereikt.
De verteller is een politieagent voor de bezetting van het Britse leiderschap, maar hij vindt zichzelf empathiseren en begeleiden met de toestand van de onderdrukte Burmans. Hij haat zijn werk en hij haat de vreselijke kant van het vuile werk van het Rijk. Hij moet echter zijn overtuiging op zichzelf houden, ook al haat hij de manier waarop de Burmans hem behandelen vanwege de positie die hij inneemt.